EERSTE WANDELING
Van de westzijde van het Centraal Station,
tot aan kattenburgerbrug
Westzijde Stationsplein.- Cuyperspassage.- De Ruijterkade.- Waterplein West.- Prins Hendrikkade.- Nieuwebrug.- Olofspoort.- Kamperbrug.- Schreierstoren.- Nieuwe Waals Eiland.- Prins Hendrikkade 131.- Montelbaanstoren.- Pakhuis West-Indische Compagnie.- Pakhuis de Herstelling.- D'Oude Werf.- Kweekschool voor de Zeevaart.- Kadijksplein.- Kattenburgerbrug
EERSTE WANDELING
Van de nieuwe stads-herberg aan het IJ,
tot aan kattenburg
Steiger.- Jagthaven.- Bouijers- en Speeljageten,- Bothuisje.- Het IJ.- De Laag.- Tolhuis.- Willemsluis.- Kanaal.- Barges.- Texelsche Kade.- Nieuwebrug.- Zeeregt.- Olofspoort.- Oude Teertuinen.- Jansenisten Kerk.- Kolksluis.- Schreijerstoren.- Brug van de Geldersche Kade.- Kamperhoofd.- De Kraan.- Kraansluis.- Moddermolen.- Modderschouwen.- Kalkmarkt.- Montalbaanstoren.- Pakhuizen der Westindische Compagnie.- De Herstelling.- Wijnpakhuis.- De R.C. Kerk de Pool.- De Kweekschool voor de Zeevaart.- Kattenburgerbrug
We bevinden ons hier op de oorspronkelijke plek van de Nieuwe Stadsherberg die plaats moest maken in 1869 voor de aanleg van het Centraal Station. De ophaalbrug is echter gebleven. Nu beter bekend als de Westelijke toegangsbrug is zij zwaar verstevigd en in cement gegoten en één van de belangrijkste toegangswegen voor het tramverkeer en bezoekers van het station. Het water voor het station is nog steeds een belangrijke schakel voor de pleziervaart. Menig toerist maakt hier gebruik van de rondvaartboten om Amsterdam te beleven vanaf water waar zij zo beroemd om is geworden.
Wij hadden niet noodig de Nieuwe Stadsherberg, die geheel van water is omringd, door eene ophaalbrug van de stad kan worden gescheiden, en waarin logement gehouden en gelagen gezet worden, binnen te treden, maar verlustigden ons dadelijk met het gezigt, dat zich van den Steiger aldaar aanbiedt. Links hadden wij te letten op de Jagthaven, welk ons op de gedachte bragt, dat de Hollander zijne afkomst niet vergeet, maar verkleefd blijft aan het oude, dat hier door spelevaren wordt bewezen.
De Nieuwe Stadsherberg was één van verste punten in het IJ die te voet vanaf de kade te bereiken was. Om de overkant te zien hoefde je, je alleen maar om te draaien, echter nu moeten wij de andere kant van het stationseiland bereiken door een tunneltje genoemd: de Cuyperspassage naar de architect Pierre Cuypers die het Centraal Station heeft ontworpen. Vergeet niet in de tunnel om de rijk beschilderde muur te bewonderen waar klassieke Hollandse schepen de weelderige wateren van Nederland trotseren. Aan het einde van de tunnel komen we direct bij de veerpont terecht die de stad met het noorden verbindt. Hoewel de meeste dorpen die Cornelis noemt nu per bus en trein vanaf het station te bereiken zijn is Buiksloot (nu een wijk van Amsterdam-Noord) nog steeds per veerboot bereikbaar.
De boeijers en speeljagten zijn bijzonder geschikt tot het scheppen van een IJ-luchtje, om de stad, van den kant van het IJ op en neder varende, te bezigtigen, en de Waterlandsche dorpen en steden, als: Durgerdam, Nieuwedam, Schellingwoude, Buiksloot, Oostzanen, Zaandam en anderen te bezoeken, terwijl men met zeer nette veerschepen, die aldaar gevonden worden, hetzelfde kan verrigten.
Het IJ is nog steeds een druk bevaren route die Amsterdam met de zee in IJmuiden in het westen en het IJmeer in het oosten verbindt. Vele vrachtschepen en pleziervaarten vullen het IJ en als je het goed plant kan je hier ook enorme cruise schepen zien aanmeren aan de oostkant van het station. Vissers echter zie je hier niet meer deze zijn uitgeweken naar het westen of het oosten van het IJ waar het rustiger is. Het IJ is drastisch veranderd sinds 1831 maar er is één plek die Cornelis noemt welk nog steeds te bewonderen is: de Willemsluis. De sluis is te zien iets rechts van de aanlegsteiger van de veerpont naar Buiksloterweg. Voor het beste uitzicht op het IJ verplaatsen wij ons naar de bankjes die tussen het restaurant en de aanlegsteiger van de veerpont staan. Vanaf hier kun je ver het IJ overkijken naar beide kanten.
Regts zagen wij het Bothuisje, alwaar de aan gebragte visch door botwegers gewogen en afgeslagen wordt, en zeelieden, vooral oude, zich bij schoone zomeravonden verlustigen, terwijl zij elkander, met levendige kleuren, hunne togten, onder het rooken van een pijpje, herinneren. Voor ons lag het vischrijk IJ, (een arm der Zuiderzee) bedekt met schepen, nagenoeg van al de natiën der wereld, en uitmakende de Laag, zijnde twee rijen palen, die eene lengte van 50,000 voeten hebben, en op eenen afstand van 50 voeten van elkander zijn; voorts het Tolhuis, aldaar gebouwd, toen in den jare 1660 en 1661 die van Amsterdam eene vaart tusschen de Vogelwijk en Buiksloot, ten gemakke van den reiziger, om naar de Westvriesche steden te komen, deden graven; en eindelijk de Willemsluis, aan den mond van het Kanaal, gegraven ten profijte van den koophandel, dewijl de uitgaande en inkomende schepen, met groote kosten ehalve lading over Pampus, (eene zandplaat voor den mond van het IJ, waarop voorheen een groot bosch gestaan zoude hebben), moesten worden geligt, die nu door dit Kanaal met volle lading van de stad naar het Nieuwe Diep, en van daar vóór de stad kunnen komen.
Het gevoel hier is onveranderd, de stroom reizigers voor de veerponten, de winkeltjes die verspreid over het station menig publiek aantrekken, de schepen die voorbij varen. Je kan hier makkelijk de hele ochtend vertoeven met alle drukte om je heen, maar dan komen wij niet aan de wandeling toe. Om onze reis te vervolgen moeten wij weer terug naar de plek van de Nieuwe Stadsherberg om daar de brug over te steken richting de Prins Hendrikkade die toen voor een deel bekend stond als de Texelsche Kade. (Pas in 1879 is de weg, beginnend vanaf de Singel tot aan Kattenburgerplein, vernoemd naar prins Hendrik de jongste zoon van koning Willem II)
Al spoedig gaf mij mijn Brabandsche vriend te kennen, dat het geheel zijne verwachting overtrof. Het gezigt langs en over het IJ, rondom hem het gewoel van reizigers, het afvaren en aankomen van veer- en andere schepen, het geroep der varensgezellen om aan het boord hunner schepen te worden gehaald, zwervende kooplieden, die hem als het ware hunne snuisterijen om half geld wilden opdringen, kruijers, splepers, alles boeide hem dermate, dat hij er een goed gedeelte van den ochtend zoude hebben vertoefd, indien ik hem niet had genoodigd deze plaats te verlaten, ten einde onze wandeling voort te zetten.
Om de wandeling zo spoedig mogelijk te vervolgen kunnen we het beste de brug aan de linker kant oversteken en vervolgens links aanhouden. Voorbij de bushaltes lopen we recht naar de brugleuning en keren we onze rug naar het station toe. We hebben hier goed zicht op de brug zelf en het Damrak. Het Rokin liep destijds als gracht helemaal door tot de Amstel bij Rembrandtplein. Nu lijkt het water al op te houden bij de Beurs van Berlage maar vergis je niet, onder de straat loopt het water rustig door om voorbij de Dam ter hoogte van het Spui weer het zonlicht te zien.
Wij verlieten den Steiger en de Nieuwe Stadsherbergsbrug, latende de Matelaarsgracht ter regterzijde liggen, en kwamen over de Texelsche Kade,- alwaar men eene menigte steigers voor het aankomen en vertrekken van beurt- en andre schepen vindt - op de Nieuwebrug, welker stichting met geene zekerheid is te bepalen, en die, sedert de beruchte waterkeeringen, in den jare 1681, eene geheel andere gedaante heeft gekregen. Zij is voorzien van eenen sterken beer en twee zware schutdeuren, zonder welke, bij Noordwesten stormen, het water als weleer tot op den Dam zoude kunnen stroomen, waaruit groot gevaar voor de huisen op het Damrak of het Water, en in de belendende straten kan ontstaan.
De Nieuwebrug die voor ons ligt heeft vaak van gedaante gewisseld. Om de grote stromen verkeer aan te kunnen is de brug meerdere malen verbreed en werd er zelfs een nieuwe brug naast gebouwd (de Nieuwe Nieuwebrug). Door de sloop van de Nieuwe Nieuwebrug zijn er weer elementen van toen zichtbaar geworden, zo is er aan de overkant één van de twee plakkaten te zien die de namen van voormalige burgermeesters van Amsterdam draagt, ook zijn de sluisdeuren, die nu altijd open staan, goed te zien.
van dezen en genen voorbijganger eenen douw en stoot, lettende op het fraaije gezigt stedewaarts, dat ons andermaal een levendige tafereel schetste van het handeldrijvende Amsterdam, door de menigte van beurtschepen, die men loste of laadde; en tevens eenige denkbeeld gaf van de stad, alzoo men van dáár, bruggen en torens, als die van de Oude Kerk, het Paleis en anderen, ontwaart. Alvorens wij vertrokken, wees ik mijnen vriend het tweede huis op het Wter, waarop een koepeltje staat, dat zeer uitlokkend is om te worden bezocht, alzoo men van daar een uitgestrekt gezigt op het Kanaal en Noord - Holland heeft.
Deze sluisdeuren waren vroeger erg belangrijk om de stad te beschermen tegen storm en springvloed, het IJ was namelijk nog onder de invloed van eb en vloed. Om ervoor te zorgen dat het waterpeil in de grachten constant bleef werden er rond om Amsterdam verschillende sluizen gebouwd, immers zonder de druk van het water op de grachtenwanden zou heel Amsterdam in elkaar zakken. Wanneer we de brug hebben overgestoken blijven we aan de waterkant lopen. Mocht je toch willen oversteken raad ik je aan om even flink door te stappen en bij het zebrapad verderop over te steken. Dit is vooral voor je eigen veiligheid!
Voortgaande, latende de Nieuwebrugsteeg en den Kampersteiger regts en links liggen, kwamen wij aan het Zeeregt, dat deszelfs naam ontleent van de zamenkomst, die kommissarissen en zeezaken aldaar hielden, en thans tot een bureau van den waterschout, en een kantoor van stads - belasting is ingerigt. Hier moest ik mijnen vreemdeling bepalen bij den steen, waarin de jaargetallen der hooge watervloeden, die Amsterdam bedreigden, zijn gegrifd en onwillekeurig lagchen over zijne huivering, daar hij Brusselaar minder gewoon was aan het water en deszelfd gevolgen als ik.
Na de brug kijken we op een klein pleintje dat vroeger de Oude Teertuinen heette. Het pleintje is bezaaid met fietsen en toeristen maar hier werd vroeger bootjes voorzien van een nieuwe laag teer waardoor zij weer waterdicht verder konden varen. Als je naar de hoek kijkt, waar het scheve huis staat, ziet je aan de linkerkant de ingang van de Zeedijk en aan de rechterkant Sint Olofspoort. Vergis je niet, de poort zelf is al lang verdwenen maar de steeg die door de poort liep heeft zijn naam behouden. De Jansenisten kerk is niet de enorme kerk die aan de linkerkant van het pleintje staat, dat is de Basiliek van de Heilige Nicolaas die 1887 werd gebouwd na het ontwerp van Adrianus Bleijs. De Jansenisten kerk is bijna niet te herkennen als kerk maar vanaf hier kunnen we precies de houten toren boven de Zeedijk zien uitsteken. Deze toren was afgebrand in 1820 en in 1966 is de kerk bijna volledig verwoest door weer een brand. Voor lange tijd heeft de kerk leeg gestaan totdat de gemeente in 1991 de ruïne kocht en er eindelijk gerenoveerd werd en de toren na meer dan 150 jaar weer boven de Zeedijk te zien is. De kerk is nu een congrescentrum van het Barbizon hotel en is via een ondergrondse tunnel in het hotel te bereiken.
Terwijl wij langs de Oude Teertuinen, bijgenaamd de Slijpsteen, gingen, latende de Olofspoort aan de regter zijde, bemerkten wij de zoo genomede Jansenisten Kerk de drie bonte Kraaijen, di in geenen deele het uiterlijke van eene kerk heeft, en vervolgden onzen weg over de Kolksluis, - waarschijnlijk de oudste sluis van Amsterdam, (hoewel dikwerf vernieuwd) als zijnde de stad van deze wijde het eerste bewoond, - langs den Schreijerstoren tot op de brug van de Geldersche Kade, alwaar wij halte hielden om de ffraaije gezigtspunten op de St. Anthonieswaag en het IJ, niet ongemerkt voorbij te laten gaan. En nu kwamen wij aan het Kamperhoofd. Hier hadden wij, om mij zoo eens uit te drukken, te weinig oogen om alles gade te slaan. Het gezigt op 's Lands Werf, met derzelver dokken, op het Zeemagazijn, de Oosterkerk, het Funen (aan het einde der stad gelegen), op een aantal dorpen over het IJ, alles was der opmerking overwaardig, en boeide ons op nieuws aan de plaats, alwaar wij stonden. Het toeval wilde, dat op dezen oogenblik de Kraan, die op de hoogte van het Kamperhoofd in het IJ, wordt gevonden, werkzaam was met het zetten vaan een' zware mast in een koopvaardij-schip, waardoor wij in de beste gelegenheid waren om een denkbeeld van dit werktuig te krijgen, zoo met betrekking tot deszelfs inrigting als het werktuigkundige.
We vervolgen onze weg naar het oosten en steken over bij het eerste zebrapad aan de rechterkant. Het Kamperhoofd is nu nog te herkennen aan de naam van de oostelijke toegangsbrug naar het station, de Kamperbrug. Het Kamperhoofd was het water voor de Schreierstoren die het uiterste punt van de middeleeuwse stadsmuren markeerde.
Al voorwandelende voorbij de Oude Waal, kwamen wij, over de Kraansluis (eene sterke waterkeering voor de Oude Waal), op het Nieuwe Waals-eiland, gewoonlijk Buitenkant geheeten. Wij hadden den Binnenkant aan de regterhand laten liggen.
Wij pauzeren even op de brug net naast de Schreierstoren (of neem plaats in het restaurant om een drankje te nuttigen) om van het mooie uitzicht op de Nieuwmarkt te genieten. Vanaf hier hebben we direct zicht op de Waag, die in het begin van de 19e eeuw bijna gesloopt werd, het plein. Daarachter is goed de toren van de Zuiderkerk te zien. De Zuidertoren is op afspraak te beklimmen in de zomermaanden, tussen 2015-2017 is de toren echter gesloten vanwege grootschalig onderhoud.
Mijn vriend maakte eene vergelijking met betrekking tot de gezigtspunten, die men hier, te Antwerpen aan de Kaai, en te Rotterdam (welke stad hij reeds had bezocht) uit de Boompjes ontwaart. Hij aarzelde om te bepalen, welker stad hij ten dezen de voorkeur moest geven; maar, sloeg hij het gezigt op de woningen van het Nieuwe Waals-eiland, eertijds de Oude Stads-Waal, dan was Antwerpen verre ten achteren.
Als we onze weg vervolgen zien we in de verte 'S Lands Zeemagazijn dat we nu beter kennen als het Scheepsvaart museum. We lopen door tot vlak voor het grote markante Art Deco gebouw, het Scheepsvaarthuis, waar nu hotel Amarath zit. Hier bevinden wij ons op de Nieuwe Waals Eiland waarbij we de straat Binnenkant rechts laten liggen en verder lopen op de voormalige Buitenkant (nu Prins Hendrikkade). Als we de Buiten Bantammerstraat rechts gepasseerd zijn kijk dan goed naar de gevel van nummer 131. Daar zal je de gevelsteen met Michiel de Ruiter zien waar Cornelis over vertelt.
Na de werking van den Moddermolen aan den IJkant te hebben gezien, naderden wij, gaande voorbij de Nieuwe Bantammerstraat, het huis van den heer Drost (No. 24), hetwelk onze opmerkzaamheid tot zich trok door de beeldtenis van den luitant admiraal - generaal Michiel Adriaansz. De Ruiter, welke men in de gevel vindt. Ik kon niet nalaten aan deze plaats te berigten, dat De Ruiter, die, uit geringe ouderen geboren, als opperhoofd in vijftien zeeslagen de overwinning behaalde, en na het vaderland, uit het grootste gevaar gered te hebben, het leven in de haven van Syracuse verloor, hier eertijds woonde, ofschoon de woning in latere dagen voor het uiterlijke werd verfraaid.
Wij vervolgen onze wandeling tot vlak voor de brug, om op de Kalkmarkt naar rechts te kijken en de Montelbaanstoren te zien. Deze verdedigingstoren die zijn functie verloor in 1606 werd in 1610 voorzien van een klok en klokkenspel. De toren heeft de bijnaam Malle Jaap doordat het klokkenspel ooit op onregelmatige momenten begon te spelen.
Gaande voorbij de Schipperstraat, kwamen wij aan de Kalkmarkt, alwaar de Montalbaanstoren zich vertoont, die in de ouden tijd tot eene sterkte der stad diende, tot den jare 1606 deszelfs oude gestalte behield, in latere dagen met eenen nieuwen muur gezenuwd werd, en nog een sieraard der stad uitmaakt.
Wanneer we de brug over de Oudeschans oversteken vinden we meteen het pakhuis waar Cornelis het over heeft. Op de gevel die over het water uit kijkt is goed het logo van de West-Indische Compagnie GWIC (Geoctroyeerde West-Indische Compagnie) te zien en even rechts daarvan het bouwjaar 1642.
Verder over de dubble Ophaalbrug (eene waterkeering voor de Oude Schans) gagaan zijnde, zagen wij het pakhuis door de Westindische Maatschappij opgerigt, alwaar, onder het Hollandsche gouverment de goederen, ui de West-indische Kolonien komende, moesten worden opgeslagen, die, na het betalen der vrachten en inkomende regten, door den eigenaar van daar werden gehaald. -- Het wordt thans gebruikt tot berging van goederen en waren, ten dienste van 's Lands zeewezen, en tot slagthuis van het rundvee, benoodigd tot uitrusting van 's Lands schepen.
De Keulse waag was de plek waar goederen die richting Keulen gingen werden gewogen. Het vlottend huisje waar de waag zich op bevond kwam leeg te staan in 1824 toen de schepen richting Keulen een nieuwe aanleg plaats kregen bij de Amstel.
Na een enkel woord te hebben gesproken van het vlottende huisje, dat in het IJ, aan den wal voor het Westindische pakhuis gevonden wordt, -- ik bedoel de voormalige Keulsche Waag, die nu wordt gebruikt ten dienste van de Amsterdamsche Stoombootmaatschappij -- vervolgden wij onzen weg langs de IJgracht of den Buitenkant.
We lopen verder richting nummer 160 waar pakhuis de Herstelling nu te vinden is. Het pakhuis doet inderdaad aan de buitenkant erg denken aan een statig grachten woonhuis. Hoewel de Fransen het woonhuis na 1813 volledig geplunderd achterlieten is het toch gelukt om anno 2017 appartementen te realiseren waardoor de woonfunctie weer terug gekeerd is. De statige huizen waarlangs wij nu verder lopen waren allemaal pakhuizen van de Compagnie die voornamelijk gebruikt werden voor de opslag van thee, koffie en specerijen. Op het einde vinden we een veel ouder gebouw dat bekend staat als D'Oude Werf. Gebouwd rond 1606 door de Oost-Indische Compagnie werd het pakhuis na het opheffen van de compagnie nog lang als pakhuis gebruikt. Wij vervolgen onze weg over de brug van de aanloop naar de IJ-tunnel, één van de belangrijkste wegen die de stad met het noorden verbindt.
Wij vertoefden eenen oogenbilik voor het tweede huis voorbij de Peperstraat, thans het pakhuis de Herstelling, alleen woonhuizen dezer gracht was, tot dat het, -- na in de jare 1811 door de Franschen betrokken, en tot een bureau van buitenlandsche expeditien gebruikt te zijn, bij hun vertrek in 1813, zoodanig uitgeplunderd werd, dat hetzelve tot woonhuis niet weder kon worden ingerigt. -- Voortgaande kwamen wij, voorbij de Peperstraat, aan de pakhuizen door de Compagnie gebouwd tot berging van thee en specerijen; en, op den hoek van de Foeliestraat, aan een pakhuis, genaamd de Oude Werf, weleer behoordende aan de O. I. Compagnie, en destijds alleen gebruikt tot berging (in de kelders) voor arak en kaapschen wijn -- hierom ook het Wijnpakhuis genaamd -- en (op de zolders) tot den opslag van Oosindische lijnwaden en katoenen garens, die aldaar bewerkt en gesorteerd werden, tot dat deze tak van handel door onze vrienden, de Engelschen, geheel benaderd werd.
De Pool is eigenlijk een bijnaam voor de Sint-Anna kerk omdat het gebouw van de kerk tot 1720 dienst deed als wijnpakhuis voor de koopman Ambrozius de Pool. De kerk werd in 1978 gesloopt en is nu deels parkeerplaats deels appartementen gebouw.
de R. C. Kerk de Pool, eene der voornaamsten hier ter stede, wekte nu onze aandacht. Wij traden binnen en vonden eene zeer luchtige en nette kerk, voorzien van twee gelerijen, rustende op vier kolommen, en een orgel. De beelden Peterus en Paulus, ter wederzijde van het altaar, het altaarstuk van De Wit, de afneming van het kruis naar Rubens, en andere schilderstukken, verdienden onze oplettendheid.
De Kweekschool is in al zijn glorie nog steeds aanwezig echter, dit is niet het originele gebouw. Boven de originele poort is nog de plakkaat te zien met daarop de woorden Kweekschool voor de Zeevaart met daaronder het jaartal 1880 in Romeinse cijfers.
Naast deze kerk vonden wij de Kweekschool voor de Zeevaart, eene zeer nuttige inrigting, alwaar jongelingen onderwezen worden in alle vakken, die met de Zeevaart in verband staan.
De originele Kweekschool was gevestigd in een voormalig pakhuis van de West-Indische Compagnie maar toonde gebreken en werd aan het einde van de 19e eeuw gesloopt om plaats te maken voor het huidige gebouw dat open ging in 1880.
Zij is gesticht in het jaar 1785, naar een ontwerp van den heer G. Titsingh, uit bijzondere en jaarlijksche bijdragen in gelden en geschenken, en levert het vaderland, uit derzelver keeeklingen, voortreffelijke zeelieden. Voor den gevel prijkt een zeer kunstig beeldwerk van Ziesenis, voorstellende de Zeevaart, onder de gedaante van eene vrouw, leunende op het roer van een schip en omgeven van toepasselijke zinnebeelden.
Het beeld dat ontworpen was door de beeldhouwer Ziesenis (wat Cornelis beschrijft) heeft de bijnaam Kaatje en heeft bij de oude Kweekschool aan de gevel gehangen. Na de sloop en wederopbouw van de nieuwe Kweekschool kreeg zij een nieuwe plek in de recreatiezaal. Nu de Kweekschool gesloten is, is het beeld in bruikleen bij het Scheepvaartmuseum.
Boven de schutting aan de westzijde van het gebouw zagen wij de toppen der masten van een schip, dat als het ware gereed schijnt te liggen, in ub zee te steken; en, daar zich thans de gelegenheid niet aanbood, om dit gebouw binnen te treden, beloofden wij ons op eenen andere tijd hetzelve te bezoeken, alzoo den vereemdeling, mits voorzien van een toegangsbiljet van eenen der kommissarissen, den toegang steeds beleefdelijk wordt vergund.
De Kweekschool werd in 1971 onderdeel van de Hogere Zeevaartschool die 6 jaar later weer onderdeel werd van de Hogeschool van Amsterdam. Een deel van het terrein is nog steeds onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Verder huist in het pand een aantal bedrijven en zit op de hoek een restaurant.
Gedurende den zomer, en wel op den eersten woensdag middag van elke maand, geven de kweekelingen aanboord van hun schip, openbare proeven van hunne bedrevenheid in de Zeevaartkunde. -- Alsdan staat de Kweekschool voor ieder open.
Het bezoek van de keizer Alexander van Rusland werd breed door het land verslagen. Inwoners van Breda, Brabant en zelfs Arnhem konden in de plaatselijke krant over het bezoek van de keizer lezen. Heel Nederland kreeg te horen over de keizer en zijn tinnen lepel!
In den jare 1814 werd dit gesticht door Alexander, Keizer aller Russen, bezocht. Dezen vorst, die de schafting der kweekelingen bijwoonde, werd te vergeefs een bord en zilveren lepel aangeboden, dewijl hij met een' tinnen lepel uit den bak wilde eten. Om kweekelingen, die hunne lepels hadden nedergelegd, weder te doen toetasten, zeide hij: "Ik heb meermalen met mijne soldaten gegeten," en hij at een dozijn lepels soep, met roggebrood en vleesch.
We laten de Kweekschool achter ons, steken de Rapenburgersluis over en komen op het Kadijksplein. Rechts zien we de Nieuwe Herengracht en de Scharrebiersluis waar vooral zomers veel pleziervaarten doorheen gaan.
Op de Oesjesbrug gekomen zijnde, trof schoonste gezigt weder ons oog over het water langs de windelijke Nieuwe Heerengracht, op Plantaadje-sluis.
Als we vanaf het Kadijksplein richting het Scheepsvaartmuseum kijken zien wij de Kattenburgerbrug. Deze brug verbindt het Kadijksplein met het Kattenburgerplein en op 29 en 30 mei 1787 woedde hier een kleine burgeroorlog tussen de Patriotten, die vernieuwing in het stadsbestuur wilden en het Burgermeesterscollege in handen kregen, en de Oranje aanhangers die het bestuur van de stad weer terug in de handen van de stadhouder Willem V wilden. Na te veel feesten met pinksteren ontstonden er verschillende opstootjes in de stad die uiteindelijk de patriotten naar het bolwerk van de Oranje aanhangers op Kattenburg dreven. De Oranje aanhangers zetten zichzelf schrap, zij hesen de bruggen op en haalden de kanonnen uit 'S Land Zeemagazijn. De hele nacht werd er van beide kades op elkaar geschoten totdat de Schutterij (politie) in de ochtend de Kattenburgerbrug naar beneden wist te halen en eindelijk een eind kon maken aan deze kleine burgeroorlog.
En zoo kwamen wij eindelijk op het Kadijksplein, voor de Kattenburgerbrug, alwaar den jare 1787 een jammerlijke burgertwist veroorzaakt uit staatkundige gevoelens, zoo verre werd gedreven, dat die van Kattenburg, aanklevers van de Orangje-partij, de brug ophaalden om hun eiland met geschut te verdedigen tegen de zich noemende patriotten, welke van hunnen kant geweer en wapenen hadden aangevoerd, en waardoor het leven van ettelijke brugers werd opgeofferd.
En hier op het Kadijksplein eindigen we de eerste wandeling. Neem gerust nog even een moment om om je heen te kijken of neem plaats op een bankje en geniet van het weer. Veel van Cornelis' Amsterdam is nog steeds te zien, soms in grote gebouwen zoals de Schreierstoren maar ook in kleinere dingen zoals de gevelsteen van Michiel de Ruiter en de plakkaat op de Nieuwe Brug. Als de stenen toch eens zouden kunnen spreken...
Hier eindigden wij onze eerste wandeling, welk mijnen vreemdeling een aanvankelijk denkbeeld van de stad en derzelver inwonders had gegeven, en tevens overtuigde, dat men Amsterdam met oogen moet zien, om er getrouw over te kunnen oordeelen.
Dit delen:
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen met Twitter (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op Tumblr te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op Pinterest te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)